Het is een Nederlandse priester geweest, Christiaan van Adrichem, in 1533 te Delft geboren en in 1585 in Keulen gestorven, die grote invloed heeft gehad op de verbreiding van deze gebedsoefening. Hij schreef een groot driedelig werk over het Heilige Land, Theatrum Terrae Sanctae et biblicarum historiarum, dat pas na zijn dood werd uitgegeven. Het tweede deel, dat de beschrijving van de stad Jeruzalem biedt, werd in 1584 voor zijn dood gepubliceerd en daarin geeft hij de beschrijving van de kruisweg, de via dolorosa, zoals die in Jeruzalem werd aangewezen, in 14 staties, van de Antoniaburcht naar de kerk van het Heilig Graf: biddend en mediterend trokken de pelgrims langs deze kruisweg, zoals tot op de dag van vandaag iedere vrijdagmiddag nog steeds gebeurt.

Het is duidelijk dat de kruiswegstaties in de kerken niet primair bedoeld zijn als een decoratieve, eventueel artistieke verfraaiing van de kerkwand. Zij hebben een ander doel. Er zijn overigens ook kruiswegen in de open lucht rondom het kerkgebouw, op kerkhoven en in processieparken en langs de openbare weg. Men trok en trekt - alleen of in groepen - langs de staties, de halteplaatsen die de lijdensweg van Jezus markeren, biddend en zingend, om zijn lijden, zijn folteringen, zijn vernederingen en smarten te overdenken, waardoor Hij de verlossing van de mensheid heeft bewerkt. Het is een herdenking van het lijden en van de dood van Jezus als teken en als beleving van dank, van liefde, van rouwmoedigheid over onze zonden die door de Heer werden uitgeboet.

De gelovige christen van vandaag mag weten dat de Heer de dood heeft overwonnen. Voor zichzelf en voor de mens. Dood gaat over in leven. Hoe dat mysterie zich gaat voltrekken is het geheim van God zelf. Wij mensen mogen het geloven en blij verwachten. Deze hoop is vanaf de allereerste prediking van het evangelie door de christengemeenschap verder gegeven als de boodschap van de Heer zelf.

Over de Kruisweg van de hand van Jan Toorop

Op 20 februari 1916 schreef de Nederlandse kunstenaar Jan Toorop (1858-1928) aan de heer Vossenaar, pastoor van de Oosterbeekse Sint Bernulphuskerk, het volgende:

“Ik had u even willen mededeelen dat Mevrouw de Bruijn ‘uit Drijersheide’ mij gevraagd heeft of ik lust had Kruiswegstatiën voor uwe kerk te vervaardigen. Ik heb er over nagedacht en heb ’t nu maar geaccepteerd om dit uit te voeren. Ik zal er met groote liefde aan arbeiden.”

Ruim drie jaar later, in mei 1919, werden de staties in het bijzijn van Toorop en vele belangstellenden, ingewijd. Tot op de dag van vandaag zijn de veertien lijdenstaferelen te bezichtigen in de Sint-Bernulphuskerk, en nog altijd spreken het lijnenspel, de eenvoudige vormen en de kleursensaties tot de verbeelding van velen. In kunsthistorisch opzicht mogen de staties gerekend worden tot absolute meesterwerken en binnen de katholieke devotie nemen zij eveneens een bijzondere plaats in. Maar de staties spelen ook een belangrijke rol binnen de lokale historie doordat Toorop een aantal parochianen uit Oosterbeek heeft afgebeeld.